Het aanlichten van gebouwen en objecten in een bebouwde en bewoonde omgeving brengt randvoorwaarden met zich mee. De tijd van verblindende schijnwerpers is gelukkig al lang voorbij, licht wordt gedoseerd geprojecteerd daar waar het de bedoeling is. Effectief, zuinig en zonder uitstraling naar de omgeving.
Bij het plan Licht op de Sluis wordt uitgegaan van het gebruik van LED-licht uitgestraald door GOBO-projectoren. GOBO’s zijn ronde plaatjes van glas of metaal met daarin een afbeelding uitgespaard. Het woord GOBO komt van oorsprong uit de filmwereld. Het zou een afkorting zijn van GO Black Out. Vroeger nam men daarvoor een plaat hout om snel de schijnwerper dicht te doen. Door in die plaat uitsparingen te maken, ontdekte men dat er een patroon mee te projecteren was. In het geval van het sluisgebied zal dat een deel van een gevel of dak zijn. Tegenwoordig worden deze vormen of afbeeldingen met lasers zeer nauwkeurig in de metalen GOBO’s gesneden. Met GOBO-projectoren kunnen objecten dus zonder strooilicht aangelicht worden. We ‘snijden’ exact uit wat we willen verlichten, de rest blijft donker.
De aansturing van alle armaturen zal digitaal en draadloos plaatsvinden. In die zin is het bedieningssysteem open en kan het altijd uitgebreid worden met nieuwe aan te lichten objecten.

De voordelen van deze geavanceerde projectietechniek met LED-licht zijn legio:
– alleen licht daar waar gewenst
– energiezuinig
– onderhoudsarm
– armaturen van bescheiden afmetingen
– meerkleurig mogelijk
– uitbreiding mogelijk.
Deze projectietechniek is bijvoorbeeld toegepast bij het Mauritshuis in Den Haag. Voor dit museum geldt als randvoorwaarde dat er met het oog op de kwetsbare schilderijen geen licht door de ramen naar binnen mag vallen.
